“‘Waarom ziet U niet dat wij vasten, en merkt U niet op dat wij ons onthouden?’ Omdat jullie op je vastendagen nog handeldrijven en jullie arbeiders afbeulen, omdat jullie onder het vasten strijden en ruziën en er gewelddadig op los slaan. Als je op die manier vast, wordt je stem niet gehoord in de hemel.”
Jesaja 58: 3,4
God stelt hier het vasten aan de orde, dat met de verkeerde intenties wordt gedaan. Vast je om te laten zien hoe goed je bent; of vast je in stilte, om je op God te richten? God ziet het hart aan. Met uiterlijk godsdienstig vertoon ontvang je wellicht lof van mensen, maar God doorgrondt je hart. Je kunt “vroom” vasten, maar ondertussen een ander uitbuiten, slecht spreken van een ander, of ruzie maken. Als leer en leven niet in overeenstemming zijn, hoe wil je dit dan verantwoorden naar God?